Herinneringen aan de Aloysius Lagere School

Van mijn schooltijd heb ik niet heel veel actieve herinneringen meer. Het zijn meestal ‘oh ja’ momenten als iemand anders iets vertelt over die tijd.

Wat ik me wel herinner is de gymzaal. Ik was nooit zo heel erg sportief en was altijd verbaasd over de dingen die de andere kinderen konden. Ik herinner me vooral de praktische zaken zoals het hok waar de toestellen stonden en de matten lagen.

Volgens mij waren het hele dikke blauwe matten met lussen er aan. Die moesten we dan op z’n plek leggen als de bok of het paard gebruikt werd. Die dingen waren loodzwaar en je moest ze altijd met meerdere kinderen verplaatsen.

Maar de toestellen kwamen niet zo vaak tevoorschijn. Meestal was het eerst rondjes lopen en dan oefeningen aan de ringen, klimmen in het klimtouw en zo. En natuurlijk trefbal waarbij je de tegenstanders moest uitschakelen.

De leukste gymles was altijd de laatste voor de vakantie, dan gingen we Apenkooien. Dan werd alles uit het hok de zaal in gesleept, gingen de banken schuin tegen het klimrek en als ik het me goed herinner was het dan de bedoeling dat je niet op de vloer van de gymzaal kwam. Dan was je af.

Ben Ekeler (*1951)


1953 Mr. Veldman - De lagere schooltijd van Martin Huizenga (*14-4-1945) van 1951 –1957

R.K.-concept. De Aloysiusschool, een lagere school met louter jongens aan de stadse kant van ‘de tunnel’, is nu niet meer. Gesneuveld in de centrumplannen, die van Hilversum jarenlang een armlastige gemeente maakte. Ik moest daar naar toe, ver van de Radiostraat waar ik woonde met mijn ouders en een achtjaar oudere zus. Ouders hebben altijd het beste met hun kinderen voor en die school sloot aan op het RK Lyceum, even verderop, een soort doorlopend kwalitatief R.K.-concept. Later bleek mij dat mijn RK moeder uit Laren (NH) pas voor de kerk mocht trouwen in 1931 met mijn socialistische vader als zij op straffe van een doodzonde beloofden dat hun kinderen RK geschoold werden.

Overblijfoma. Bovendien woonde mijn hardhorende oma direct aan de andere kant van de Beatrix tunnel met haar kanariepietje en een wit poedeltje. Oma speelde een tijdje voor mijn overblijfoma. Zij luisterde selectief naar mij om de grote platte “witte kat” batterijen te sparen van haar eerste generatie elektrisch gehoorapparaat, dat als een lijvige bakelieten walkman tussen haar gemoed hing.

Roeping. Wat herinner ik mij van die school? Een leuke onbezorgde en beschermde tijd. De fraters onder leiding van Bavo runden de school en woonden in de buurt in een soort kloosterachtig gebouw waar later de EO werd gevestigd, Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Diezelfde fraters deden regelmatig pogingen hun leerlingen te overtuigen dat er iets als ‘een roeping’ bestond. Vooral de gastoptredens van de van hun sabatical genietende missionarissen waren imponerend. De wereld lokte toen al, de roeping bleef uit. Later sloot ik namens de EU mede nieuwe potentiële lidstaten aan en mocht die ICT methode wereldwijd gaan vertonen in colleges.

Speelkwartier. Veel voetbal op het schoolplein. De bal verdween regelmatig op het naastgelegen kerkhof. Snel, snel over de muur en altijd even gluren onder dat kapelletje waar je achter een onwrikbaar smeedijzeren hek de knekels opgestapeld kon zien liggen. Keurig gesorteerd, hoofden bij hoofden, sleutelbeenderen bij sleutelbeenderen, ellepijpen bij ellepijpen, bekkens bij bekkens. Ook lagen er ‘oud pauselijke zoeaven’ volgens de grafschriften. Dat sloot mooi aan op een stukje geschiedenis rond het thema roeping. Voordat de school en begraafplaats midden in het stadscentrum plaats moesten maken voor vierhonderd meter vierbaansweg aan beide zijden aansluitend op dorpsstraatjes, heb ik er jaren later nog een fotoreportage gemaakt van de oude vervallen graven in herfsttijd, de knekels onvindbaar, waren ze er ooit geweest?

De fraters / meesters. Achtereenvolgens frater Grégoire, meester Veltman, frater Willibrord en de meesters Sertons, van Eijden -jaren later verkeerde ik nog een blauwe maandag met zijn dochter. Hij herinnerde mij, zij moest het uitmaken.- en in de zesde Van der Berg (Moppie) leiden mij door de jaren. Inktpotten met een schuifje in de schoolbanken, kroontjespennen, hardnekkige inkt tussen de vingers en links schrijvers met die hand verplicht op de rug staan me bij. Een leerling die overleed aan tetanus. Sertons die dagelijks vijf minuten tot twaalf uur voorlas uit de nieuwste Arendsoog, tot het boek één dag uit zijn lessenaar verdween. Mijn buurman wist mij haarfijn te vertellen hoe het verhaal afliep. De schooldokter die de hele school inentte. We werden in een rij gezet. Ik kroop achter. Toen ik volgens alfabet aan de beurt was dook ik op, te midden van de ‘Z’.

Ratrace. Of mijn pogingen om in een koortje te komen. Moppie liet ons zingen, boog voorover, liep langs alle jongens persoonlijk en beloonde de zuiveren van zang met een non-verbaal goedmoedig ja-tje en de valse met een meewarig nee-tje. Hij liep langs mij. Ik speelde mijn beste playbackshow. Het mocht niet baten. Het rijtje Holleman, Hoogenboom en Huizenga dat immer alfabetisch genoemd werd met dezelfde beste cijfers, in het begin toeval, later een ten voorbeeld gestelde ratrace. Uiteindelijk ging ik met glans naar het RK Lyceum, veel feiten plus een eigengemaakte en ingekleurde messaal rijker, gedrild, maar erg onzelfstandig.

Het was 1957, mijn vader was met een ploeg door de NSF/Philips uitgezonden naar Hamburg om een hanteerbare ingenieuze loodsradio te maken voor de havenloodsen, mijn zuster luisterde naar Guy Michel, Doris Day en Rosemary Cloony en van Elvis hadden wij nog niets vernomen.

Martin Huizenga (*1945)


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Stuur verbeteringen en/of aanvullingen naar: info@mijnoudeschool.nl